Abnormale cellen op de baarmoederhals wordt veroorzaakt door het HPV-virus. Als de abnormaliteiten mild en gering in aantal zijn, verdwijnen ze meestal zonder behandeling. Sommige gevallen van gematigde dysplasie en de meeste gevallen van ernstige dysplasie gaan echter niet vanzelf weg. In dit stadium worden de cellen beschouwd als pre-kankercellen. Met andere woorden: als ze niet worden opgespoord en behandeld kunnen ze zich ontwikkelen tot baarmoederhalskanker. Aangezien hoog risico HPV typen de primaire oorzaak van dysplasie zijn, loopt iedereen die ooit intiem huid-op-huid (genitaal) contact met een partner heeft gehad, risico op het ontstaan van dysplasie. Andere factoren kunnen echter de kans vergroten dat een HPV-infectie zich ontwikkelt tot pre-kankercellen (en later tot baarmoederhalskanker): blootstelling in de baarmoeder aan een medicijn genaamd diethylstilbestrol (DES), dat aan veel vrouwen werd voorgeschreven tegen miskraam tussen 1938 en 1971; infectie met het chlamydia- of herpes simplex type 2-virus (dit zijn verschillende soorten seksueel overdraagbare aandoeningen); een familielid in de eerste graad (moeder of zus) met een voorgeschiedenis van baarmoederhalskanker; een gezondheidstoestand die het immuunsysteem van het lichaam verzwakt, zoals HIV/AIDS; roken, waardoor het lichaam minder goed in staat is om infecties te overwinnen. Naar schatting verdubbelt roken het risico dat abnormale cellen zich ontwikkelen tot CIN 3; een laag niveau van foliumzuur (een type vitamine B). Symptomen van dysplasie: dysplasie heeft geen waarschuwingssymptomen. Als er symptomen optreden zoals vaginale bloeding of lage rugpijn, kan de toestand al zijn verergerd tot baarmoederhalskanker. Daarom is het zo belangrijk om vanaf je 30ste jaar eens in de 5 jaar gecontroleerd te worden met een uitstrijkje tijdens het BVO-baarmoederhalskanker en de HPV-test aan te vragen. (Deze symptomen kunnen ook andere oorzaken hebben. Het betekent niet noodzakelijkerwijs dat u baarmoederhalskanker hebt. Trek dus niet te snel conclusies! Raadpleeg uw arts. Uiteindelijk zal niet meer dan 5% van de CIN-laesies zonder interventie leiden tot een cervixcarcinoom). Dysplasie heeft meestal geen symptomen. Daarom is het belangrijk dat diagnose plaatsvindt op basis van periodieke screening (5 jaarlijks vanaf 30 jaar) op baarmoederhalskanker met een uitstrijkje, en het aanvragen van de HPV-test. Als uw uitstrijkje duidelijk abnormaal is, of als de test uitwijst dat u een voortdurende HPV-infectie heeft (dit wordt bepaald door de HPV-test een jaar later te herhalen), moet uw arts een onderzoek uitvoeren genaamd colposcopie om de baarmoederhals beter te bekijken. Tijdens de colposcopie wordt vaak een biopsie gedaan, daarbij wordt een weefselmonster van de baarmoederhals verwijderd voor analyse. Dit helpt bij het vaststellen of het gaat om dysplasie en of behandeling nodig is. Wat kan helpen bij dysplasie: Katsklauw (meer info) Monnikspeper (meer info) Niaouli (meer info) Pau d'arco (meer info) Shiitake (meer info) Soja (meer info) |
Abnormale cellen op de baarmoederhals wordt veroorzaakt door het HPV-virus. Als de abnormaliteiten mild en gering in aantal zijn, verdwijnen ze meestal zonder behandeling. Sommige gevallen van gematigde dysplasie en de meeste gevallen van ernstige dysplasie gaan echter niet vanzelf weg. In dit stadium worden de cellen beschouwd als pre-kankercellen. Met andere woorden: als ze niet worden opgespoord en behandeld kunnen ze zich ontwikkelen tot baarmoederhalskanker. Aangezien hoog risico HPV typen de primaire oorzaak van dysplasie zijn, loopt iedereen die ooit intiem huid-op-huid (genitaal) contact met een partner heeft gehad, risico op het ontstaan van dysplasie. Andere factoren kunnen echter de kans vergroten dat een HPV-infectie zich ontwikkelt tot pre-kankercellen (en later tot baarmoederhalskanker): blootstelling in de baarmoeder aan een medicijn genaamd diethylstilbestrol (DES), dat aan veel vrouwen werd voorgeschreven tegen miskraam tussen 1938 en 1971; infectie met het chlamydia- of herpes simplex type 2-virus (dit zijn verschillende soorten seksueel overdraagbare aandoeningen); een familielid in de eerste graad (moeder of zus) met een voorgeschiedenis van baarmoederhalskanker; een gezondheidstoestand die het immuunsysteem van het lichaam verzwakt, zoals HIV/AIDS; roken, waardoor het lichaam minder goed in staat is om infecties te overwinnen. Naar schatting verdubbelt roken het risico dat abnormale cellen zich ontwikkelen tot CIN 3; een laag niveau van foliumzuur (een type vitamine B). Symptomen van dysplasie: dysplasie heeft geen waarschuwingssymptomen. Als er symptomen optreden zoals vaginale bloeding of lage rugpijn, kan de toestand al zijn verergerd tot baarmoederhalskanker. Daarom is het zo belangrijk om vanaf je 30ste jaar eens in de 5 jaar gecontroleerd te worden met een uitstrijkje tijdens het BVO-baarmoederhalskanker en de HPV-test aan te vragen. (Deze symptomen kunnen ook andere oorzaken hebben. Het betekent niet noodzakelijkerwijs dat u baarmoederhalskanker hebt. Trek dus niet te snel conclusies! Raadpleeg uw arts. Uiteindelijk zal niet meer dan 5% van de CIN-laesies zonder interventie leiden tot een cervixcarcinoom). Dysplasie heeft meestal geen symptomen. Daarom is het belangrijk dat diagnose plaatsvindt op basis van periodieke screening (5 jaarlijks vanaf 30 jaar) op baarmoederhalskanker met een uitstrijkje, en het aanvragen van de HPV-test. Als uw uitstrijkje duidelijk abnormaal is, of als de test uitwijst dat u een voortdurende HPV-infectie heeft (dit wordt bepaald door de HPV-test een jaar later te herhalen), moet uw arts een onderzoek uitvoeren genaamd colposcopie om de baarmoederhals beter te bekijken. Tijdens de colposcopie wordt vaak een biopsie gedaan, daarbij wordt een weefselmonster van de baarmoederhals verwijderd voor analyse. Dit helpt bij het vaststellen of het gaat om dysplasie en of behandeling nodig is. Wat kan helpen bij dysplasie: Katsklauw (meer info) Monnikspeper (meer info) Niaouli (meer info) Pau d'arco (meer info) Shiitake (meer info) Soja (meer info) |
No comments:
Post a Comment