De vertering is een belangrijke functie van ons organisme, bestaat uit het omvormen en resorberen van voedingsstoffen zodat ze door de lichaamscellen worden opgenomen. Dit proces zorgt voor de levensnoodzakelijke stoffen.
Darmvlokken van de dunne darm,
ter hoogte van de twaalvingerige darm.
De darmvlokken verhogen aanzienlijk de
resorptieoppervlak
De vertering is een complex proces waarbij het voedsel bij zijn reis door het spijsverteringskanaal, talrijke chemische wijzigingen ondergaat, waardoor het wordt herleid tot elementaire chemische stoffen. Hierdoor kunnen de voedingsstoffen worden geresorbeerd ter hoogte van de dunne darm. Stoffen die niet kunnen worden opgenomen, worden tot een vaste massa herleid om zo gemakkelijker als stoelgang te kunnen worden verwijderd. Onze spijsvertering is een zeer efficiënt systeem: er gaan bijna geen voedende bestanddelen uit het voedsel verloren. Ook op het vlak van vloeistoffen, is de balans merkwwardig te noemen. Elke dag komt een tiental liter water het spijsverteringsstelsel binnen: drank, water in voedsel, afscheidingen van de spijsverteringsorganen. Bij de ontlasting blijft slechts 120 milliliter over en bijna alle minerale zouten werden door het organisme geresorbeerd.
Wat gebeurd er met ons voedsel:
De vertering wordt voortgezet in de dunne darm doordat de voedingsbestanddelen die in de spijsbrij zitten, worden afgebroken in de elementaire deeltjes (proteïnes, suikers en vetten). Om dit te kunnen doen, heeft de dunne darm de afscheidingen uit de alvleesklier en de galblaas nodig. Het alvleeskliersap is rijk aan bestanddelen (enzymen) die nodig zijn voor de afbraak van proteïnes, suikers en vetten. De gal speelt een belangrijke rol bij de afbraak van vetten; zij bevat galzouten die een emulsie vormen met de vetten: zij verdelen het vet in uiterst kleine druppeltjes. De resorptie van de omgezette bestanddelen gebeurt onmiddellijk ter hoogte van de darmcellen (enterocyten) die ervoor zorgen dat de voedingsstoffen in het bloed terechtkomen. In het eerste deel van de dunne darm, de twaalfvingerige darm, worden bij voorkeur ijzer, calcium en vitamines geresorbeerd, evenals suikers, proteïnen en vetten. De resorptie gaat verder in het tweede deel van de dunne darm, de nuchtere darm. De galzouten komen in de bloedcirculatie terecht ter hoogte van het uiteinde van de dunne darm, de kronkeldarm. Na hun resorptie worden de voedende bestanddelen ofwel naar de bloedbanen, ofwel naar de lymfvaten gestuurd. De binnenkant van de dunne darm is volledig bekleed met slijmvliesplooien, de darmvlokken of villi, waardoor het resorptie-oppervlak aanzienlijk vergroot.
Karteldarm:
Darmvlokken van de dunne darm,
ter hoogte van de twaalvingerige darm.
De darmvlokken verhogen aanzienlijk de
resorptieoppervlak
De vertering is een complex proces waarbij het voedsel bij zijn reis door het spijsverteringskanaal, talrijke chemische wijzigingen ondergaat, waardoor het wordt herleid tot elementaire chemische stoffen. Hierdoor kunnen de voedingsstoffen worden geresorbeerd ter hoogte van de dunne darm. Stoffen die niet kunnen worden opgenomen, worden tot een vaste massa herleid om zo gemakkelijker als stoelgang te kunnen worden verwijderd. Onze spijsvertering is een zeer efficiënt systeem: er gaan bijna geen voedende bestanddelen uit het voedsel verloren. Ook op het vlak van vloeistoffen, is de balans merkwwardig te noemen. Elke dag komt een tiental liter water het spijsverteringsstelsel binnen: drank, water in voedsel, afscheidingen van de spijsverteringsorganen. Bij de ontlasting blijft slechts 120 milliliter over en bijna alle minerale zouten werden door het organisme geresorbeerd.
De peristaltiek:
Dit zijn de samentrekkingen van het spijsverteringskanaal, waardoor het voedsel geleidelijk wordt voortbewogen van boven naar beneden. De spijsverteringsmotoriek zorgt ervoor dat het voedsel van de keelholte naar de endeldarm wordt gestuwd: de spieren van de slokdarm, van de maag en van de ingewanden trekken zich samen en ontspannen zich langzaam, waardoor de spijsbol voortbeweegt. De peristaltiek vermengt de voedende bestanddelen waardoor ze gemakkelijker kunnen worden opgenomen.
Wat gebeurd er met ons voedsel:
- Wanneer we een brokje voedsel inslikken wordt het gekauwd en vermengd met speeksel. Het wordt dan omgevormd tot een zachte, ronde en vochtige massa, de spijsbal. De tong verplaatst het voedsel in de mond. In de eerste fase ondergaat het voedsel al wijzigingen: amylase, een stof die aanwezig is in het speeksel, begint het zetmeel om te zetten in suikers (als men lang genoeg op brood kauwt, kan men een suikersmaak proeven). De spijsbol wordt vervolgens naar de maag gevoerd dankzij de spiersamentrekkingen (peristaltiek) van de wand van de keelholte en de slokdarm. Zodra de spijsbol in de maag is aangekomen, wordt hij fijngemalen en gedeeltelijk gesteriliseerd; sommige proteïnes worden afgebroken. De maag produceert een sap dat zoutzuur bevat en stoffen (enzymen) die de chemische reacties versnellen, met name pepsine dat nodig is voor de vertering van proteïnen. De spijsbol wordt gemengd met de sappen en het mengsel, de spijsbrij, komt in de dunne darm terecht
De vertering wordt voortgezet in de dunne darm doordat de voedingsbestanddelen die in de spijsbrij zitten, worden afgebroken in de elementaire deeltjes (proteïnes, suikers en vetten). Om dit te kunnen doen, heeft de dunne darm de afscheidingen uit de alvleesklier en de galblaas nodig. Het alvleeskliersap is rijk aan bestanddelen (enzymen) die nodig zijn voor de afbraak van proteïnes, suikers en vetten. De gal speelt een belangrijke rol bij de afbraak van vetten; zij bevat galzouten die een emulsie vormen met de vetten: zij verdelen het vet in uiterst kleine druppeltjes. De resorptie van de omgezette bestanddelen gebeurt onmiddellijk ter hoogte van de darmcellen (enterocyten) die ervoor zorgen dat de voedingsstoffen in het bloed terechtkomen. In het eerste deel van de dunne darm, de twaalfvingerige darm, worden bij voorkeur ijzer, calcium en vitamines geresorbeerd, evenals suikers, proteïnen en vetten. De resorptie gaat verder in het tweede deel van de dunne darm, de nuchtere darm. De galzouten komen in de bloedcirculatie terecht ter hoogte van het uiteinde van de dunne darm, de kronkeldarm. Na hun resorptie worden de voedende bestanddelen ofwel naar de bloedbanen, ofwel naar de lymfvaten gestuurd. De binnenkant van de dunne darm is volledig bekleed met slijmvliesplooien, de darmvlokken of villi, waardoor het resorptie-oppervlak aanzienlijk vergroot.
Karteldarm:
- De stoffen die niet geresorbeerd worden door de dunne darm komen in de karteldarm terecht. Hier bevinden zich talloze bacteriën die een doeltreffende beschermingsbarrière vormen tegen gevaarlijke microben. Deze bacteriën produceren gassen, die soms onwelriekend, maar in feite helemaal niet abnormaal zijn. Het water en de mineralen die zich in de spijsbol bevinden, worden door de wand van de karteldarm geresorbeerd. De niet-geresorbeerde bestanddelen worden gemengd met ontbindende kleurstoffen, dode cellen en bacteriën en vormen zo de fecaliën. Die komen in de endeldarm terecht, het laatste deel van de karteldarm, vooraleer ze via de anus worden verwijderd.
Voedingsvezels:
Vezels zijn onverteerbare delen van plantaardig voedsel. Bij de tocht door het spijsverteringskanaal vervullen ze vooral een regulerende rol. Ze vergroten de massa van de ontlasting en zorgen voor een betere vochtopname. Vooral graangewassen (tarwezemelen,...), bepaalde vruchten (noten, abrikozen, vijgen, pruimen,...) en groenten (droge bonen, linzen, erwten,...) zijn erg vezelrijk. Vezels verminderen het risico van karteldarmkanker en helpen mee om suikerziekte beter onder controle te houden. De vertering van vezels kan echter leiden tot winderigheid en een versnelde doortocht door de darmen. Deze ongemakken kan men vermijden door de voeding geleidelijk vezelrijker te maken.
Darmvlokken van de dunne darm,
ter hoogte van de twaalvingerige darm.
De darmvlokken verhogen aanzienlijk de
resorptieoppervlak
De vertering is een complex proces waarbij het voedsel bij zijn reis door het spijsverteringskanaal, talrijke chemische wijzigingen ondergaat, waardoor het wordt herleid tot elementaire chemische stoffen. Hierdoor kunnen de voedingsstoffen worden geresorbeerd ter hoogte van de dunne darm. Stoffen die niet kunnen worden opgenomen, worden tot een vaste massa herleid om zo gemakkelijker als stoelgang te kunnen worden verwijderd. Onze spijsvertering is een zeer efficiënt systeem: er gaan bijna geen voedende bestanddelen uit het voedsel verloren. Ook op het vlak van vloeistoffen, is de balans merkwwardig te noemen. Elke dag komt een tiental liter water het spijsverteringsstelsel binnen: drank, water in voedsel, afscheidingen van de spijsverteringsorganen. Bij de ontlasting blijft slechts 120 milliliter over en bijna alle minerale zouten werden door het organisme geresorbeerd.
De peristaltiek:
Dit zijn de samentrekkingen van het spijsverteringskanaal, waardoor het voedsel geleidelijk wordt voortbewogen van boven naar beneden. De spijsverteringsmotoriek zorgt ervoor dat het voedsel van de keelholte naar de endeldarm wordt gestuwd: de spieren van de slokdarm, van de maag en van de ingewanden trekken zich samen en ontspannen zich langzaam, waardoor de spijsbol voortbeweegt. De peristaltiek vermengt de voedende bestanddelen waardoor ze gemakkelijker kunnen worden opgenomen.
Wat gebeurd er met ons voedsel:
- Wanneer we een brokje voedsel inslikken wordt het gekauwd en vermengd met speeksel. Het wordt dan omgevormd tot een zachte, ronde en vochtige massa, de spijsbal. De tong verplaatst het voedsel in de mond. In de eerste fase ondergaat het voedsel al wijzigingen: amylase, een stof die aanwezig is in het speeksel, begint het zetmeel om te zetten in suikers (als men lang genoeg op brood kauwt, kan men een suikersmaak proeven). De spijsbol wordt vervolgens naar de maag gevoerd dankzij de spiersamentrekkingen (peristaltiek) van de wand van de keelholte en de slokdarm. Zodra de spijsbol in de maag is aangekomen, wordt hij fijngemalen en gedeeltelijk gesteriliseerd; sommige proteïnes worden afgebroken. De maag produceert een sap dat zoutzuur bevat en stoffen (enzymen) die de chemische reacties versnellen, met name pepsine dat nodig is voor de vertering van proteïnen. De spijsbol wordt gemengd met de sappen en het mengsel, de spijsbrij, komt in de dunne darm terecht
De vertering wordt voortgezet in de dunne darm doordat de voedingsbestanddelen die in de spijsbrij zitten, worden afgebroken in de elementaire deeltjes (proteïnes, suikers en vetten). Om dit te kunnen doen, heeft de dunne darm de afscheidingen uit de alvleesklier en de galblaas nodig. Het alvleeskliersap is rijk aan bestanddelen (enzymen) die nodig zijn voor de afbraak van proteïnes, suikers en vetten. De gal speelt een belangrijke rol bij de afbraak van vetten; zij bevat galzouten die een emulsie vormen met de vetten: zij verdelen het vet in uiterst kleine druppeltjes. De resorptie van de omgezette bestanddelen gebeurt onmiddellijk ter hoogte van de darmcellen (enterocyten) die ervoor zorgen dat de voedingsstoffen in het bloed terechtkomen. In het eerste deel van de dunne darm, de twaalfvingerige darm, worden bij voorkeur ijzer, calcium en vitamines geresorbeerd, evenals suikers, proteïnen en vetten. De resorptie gaat verder in het tweede deel van de dunne darm, de nuchtere darm. De galzouten komen in de bloedcirculatie terecht ter hoogte van het uiteinde van de dunne darm, de kronkeldarm. Na hun resorptie worden de voedende bestanddelen ofwel naar de bloedbanen, ofwel naar de lymfvaten gestuurd. De binnenkant van de dunne darm is volledig bekleed met slijmvliesplooien, de darmvlokken of villi, waardoor het resorptie-oppervlak aanzienlijk vergroot.
Karteldarm:
- De stoffen die niet geresorbeerd worden door de dunne darm komen in de karteldarm terecht. Hier bevinden zich talloze bacteriën die een doeltreffende beschermingsbarrière vormen tegen gevaarlijke microben. Deze bacteriën produceren gassen, die soms onwelriekend, maar in feite helemaal niet abnormaal zijn. Het water en de mineralen die zich in de spijsbol bevinden, worden door de wand van de karteldarm geresorbeerd. De niet-geresorbeerde bestanddelen worden gemengd met ontbindende kleurstoffen, dode cellen en bacteriën en vormen zo de fecaliën. Die komen in de endeldarm terecht, het laatste deel van de karteldarm, vooraleer ze via de anus worden verwijderd.
Voedingsvezels:
Vezels zijn onverteerbare delen van plantaardig voedsel. Bij de tocht door het spijsverteringskanaal vervullen ze vooral een regulerende rol. Ze vergroten de massa van de ontlasting en zorgen voor een betere vochtopname. Vooral graangewassen (tarwezemelen,...), bepaalde vruchten (noten, abrikozen, vijgen, pruimen,...) en groenten (droge bonen, linzen, erwten,...) zijn erg vezelrijk. Vezels verminderen het risico van karteldarmkanker en helpen mee om suikerziekte beter onder controle te houden. De vertering van vezels kan echter leiden tot winderigheid en een versnelde doortocht door de darmen. Deze ongemakken kan men vermijden door de voeding geleidelijk vezelrijker te maken.
No comments:
Post a Comment